De lente is al een tijdje bezig. Vanaf nu gaan we steeds meer tijd in de tuin doorbrengen. Het is tijd voor kleine en grote tuinklussen. Hieronder volgen 25 klussen om te doen in de tuin in april.
1. Oude bloemstengels
Knip oude bloemstengels af en ruim de borders op.
2. Meegroei-steunen
Plaats alvast meegroei-steunen bij vaste planten. Nu ze nog laag zijn kun je er goed bij.
3. Schrobben
Geef potten een lekkere schrobbeurt en vul ze met voorjaarsbloeiers.
Verwijder de groene winteraanslag van de tegels, met water en een harde bezem, of spuit verdunde Biomos over de tegels, voor een snel resultaat zonder te boenen.
4. Verticuteer het gazon
Verticuteer het gazon om de dichtgeslagen structuur weer wat lucht te geven zodat het gras beter water en voedingsstoffen kan opnemen. Geef daarna organische mest vlak voordat een regenbui is voorspeld.
5. Vlinderstruik en lavendel
Snoei laatbloeiende heesters zoals de vlinderstruik en lavendel. Laatbloeiend betekent: na de langste dag (21 juni).
6. Verjong oudere vaste planten
Verjong oudere vaste planten door grote pollen te delen of te scheuren. Doe dat zodra de plant begint uit te lopen.
7. Slakken
Slakken komen weer in actie. Bescherm je hosta met een schelpenlaagje rondom of met een koperen band (slakken houden ook niet van koper).
8. Beestjes tegen beestjes
Zet ‘huurlingen’ in om plaagdieren op een milieuvriendelijke manier te bestrijden.
Aaltjes tegen (naakt)slakken.
Microscopisch kleine aaltjes (Nematoden) parasiteren slakken en die gaan daar uiteindelijk aan onderdoor. Probeer daarnaast de tuin aantrekkelijk te maken voor kikkers, egels en vogels; zij eten namelijk graag slakken. Er bestaan ook aaltjes die engelingen en taxuskevers bestrijden.
Sluipwespen tegen witte vlieg. De wesp eet de larven van de witte vlieg en legt zijn eieren in de pop. Daar komt dan een nieuwe sluipwesp uit.
Lieveheersbeestjes tegen blad- en wolluis. Plaats een doosje met bestelde lieveheersbeestjes of haar larven tussen het aangetaste blad. De hongerige beestjes zullen direct voedsel gaan zoeken.
9. Zo kom je van mos en onkruid in het gazon af
Mos groeit in de schaduw, gras niet of nauwelijks. Oplossing 1: kies voor een grassoort die het in de schaduw doet, als je gras op een schaduwrijke plek wilt. Oplossing 2: snoei struiken en bomen of sloop een hoge afscheiding om meer licht te krijgen.
Mos gedijt op arme (zure) grond én op dichtgeslagen bovengrond, gras niet. Oplossing: strooi kalk en verticuteer zodat er weer lucht bij de graswortels komt. Tuinier je op zware klei? Werk dan een mengsel van scherp zand en humus door de bovengrond.
Onkruid gedijt op kale plekken en wil graag met rust worden gelaten. Oplossing: zaai kale plekken snel in en maai het gras geregeld. Maai niet te kort want dan wordt de grasmat dunner en daar profiteren mos en onkruid van.
Onkruid zoals kruipende boterbloem, paardenbloem en klaver is sterk. Oplossing: laat het grasmaaisel liggen. Dat is extra voeding voor het gras waardoor het beter kan concurreren met het onkruid.
Gras lijkt altijd te groeien maar niets is minder waar: het heeft veel voeding nodig, zeker als er bomen en struiken in de buurt staan. Oplossing: geef geregeld mest. In een biologische, langzaam werkende meststof zit alles wat het gazon nodig heeft.
10. Tuinverlichting aanleggen
Maak eerst een tuinschets: wat wil je verlichten (plek) en waarmee (een spot, sfeerverlichting, functionele verlichting)?
Kies voor 12 volt, dit is laagspanning. Voordelen: geen kans op stroomstoten en het snoer kan vlak onder de grond worden gelegd. Het licht is wel zwakker dan met 230 volt (netspanning), maar het aanleggen van netspanning is een klus voor een ervaren monteur.
Nodig (12 volt): lampen, transformator, prikkabel, kabelsplitser of kabelverlenger en een stopcontact.
Bereken hoeveel meter kabel er nodig is.
Bereken hoe sterk de transformator moet zijn door het vermogen op te tellen van het aantal lampen dat je wilt aansluiten. Het gezamenlijke vermogen (watt) mag niet hoger zijn dan dat van de transformator.
Sluit de transformator met een stekker aan op het lichtnet en rol de kabel ruim uit door de tuin.
Test bovengronds of alles werkt door een lamp aan te sluiten en graaf de kabel dan losjes in. Houd rekening met speling.
Sluit de lampen aan op de prikkabel.
11. Controleer nieuwe aanplant
Controleer de nieuwe aanplant op droogte en geef water. Juist planten die in het najaar zijn verplant, hebben nu een flinke slok nodig.
12. Plant bomen
Plant bomen met kluit en geniet deze zomer al van de koele schaduw van een natuurlijke parasolboom.
13. Grasmaaien
Maai het gras zodra het begint te groeien, stel de maaier wat hoger af voor de eerste maaibeurt. Ga voorzichtig om de krokussen of sneeuwklokjes heen die in het gras staan. Maai die pas af als het loof is vergeeld, dan hebben ze de kans gekregen zich uit te zaaien.
14. Bollen
Strooi organische mest bij verwilderingsbollen, ze leggen hiermee reservevoedsel aan in de bloembol.
15. Verpotten
Verpot Agapanthus en andere kuipplanten of geef ze alleen een laagje verse potgrond. Zet ze op de veranda of onder de terrasoverkapping om te wennen aan buiten.
Liguster
16. Haagplanten
Plant haagplanten met kale wortels, zoals beuken, haagbeuk of liguster. Als ze blad krijgen is het te laat om ze nog te verplanten.
17. Snoeien
Snoei lei- en dakbomen.
Snoei zomerbloeiende Clematis terug tot op ongeveer 75 cm boven de grond. Bij twijfel over de bloeitijd, knip je alleen beschadigde takken weg.
Knip bij leirozen de zijtakken terug tot op 3 of 5 ogen vanaf de hoofdtak. Bind nieuwe grondscheuten aan en gebruik deze als nieuwe hoofdtakken.
Snoei nu winterbloeiende heesters als Forsythia, winterjasmijn en schijnhazelaar.
Takken van Hortensia ‘Annabelle’ en pluimhortensia knip je af net boven een uitlopende knoppenkrans. Varieer in snoeihoogte voor een golvende zee van bloemen later in het jaar.
Knip bij gewone hortensia de uitgebloeide bloemen weg net onder de bloem, boven een stevig, goed uitlopend oog.
18. Onkruid
Wied of schoffel op een droge dag en laat het onkruid verdrogen.
19. Planten scheuren
Scheur vaste planten als ze net beginnen uit te lopen, plant de jonge buitenste stukken terug en gooi het oude hart weg.
20. Tuinapotheek
Zorg dat je tuinapotheek op orde is. Met dit viertal kun je de meeste ziektes aan: